gezaghebbend
Uiterlijk
- ge·zag·heb·bend
- In de betekenis van ‘overwicht hebbend’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- samenstelling van gezag en hebbend [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gezaghebbend | gezaghebbender | gezaghebbendst |
verbogen | gezaghebbende | gezaghebbendere | gezaghebbendste |
partitief | gezaghebbends | gezaghebbenders | - |
gezaghebbend
- overwicht hebbend of gewicht hebbend [3]
- Een gezaghebbende instantie.
- Het woord gezaghebbend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gezaghebbend" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "gezaghebbend" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gezaghebbend op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be