getuigde
Uiterlijk
- ge·tuig·de
getuigde
- verbogen vorm van de stellende trap van getuigd
vervoeging van |
---|
getuigen |
getuigde
- enkelvoud verleden tijd van getuigen
- Ik getuigde.
- Jij getuigde.
- Hij, zij, het getuigde.
- Ik getuigde.
- verbogen vorm van getuigd, voltooid deelwoord van getuigen
vervoeging van: | tuigen… |
getuigde
- Het woord getuigde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.