geoorloofd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·oor·loofd
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘toegelaten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geoorloofd geoorloofder geoorloofdst
verbogen geoorloofde geoorloofdere geoorloofdste
partitief geoorloofds geoorloofders -

Bijvoeglijk naamwoord

geoorloofd

  1. toestemming hebbend
    • Het is geoorloofd om twee alcoholische consumpties per dag te gebruiken. 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen


Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen