gekwinkeleer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·kwin·ke·leer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gekwinkeleer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gekwinkeleero

  1. het aanhoudend zingen van kleine zangvogeltjes
     Wie droomt niet van een tuin vol gekwinkeleer van vogels en vlindergefladder? Van een tuin waarin egels en padden ’s avonds rondscharrelen en de slakken in toom houden?[2]
  2. aanhoudend zingen van mensen dat lijkt op dat van kleine zangvogels

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 3 maart 2024 Weblink bron
    Romke van de Kaa
    “Weg met de modieuze dakplataan, plant sierappels voor de merels en vlinders” (29-06-2023), Tubantia