geknisper

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·knis·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geknisper
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het geknispero

  1. het aanhoudend een licht knetterend geluid maken
     Ze zal de milde Californische seizoenen talloze malen zien wisselen, het zilveren geknisper van generaties krekels horen, de rivier droog zien vallen tijdens hete zomers, de kolkende watermassa horen na een plensbui.[1]
     Als leerlingen dat willen, mogen ze iets van huis meenemen. De een neemt een fotootje van de hond mee, de ander een knuffel. Of een zakje snoep. „We vragen wel altijd om de zakjes vooraf open te maken. Dat we niet drie uur dat geknisper van de snoepzakjes hoeven te horen.”[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 januari 2022 Weblink bron
    Hans Brok
    “Surveillant legt kandidaten in de watten” (25-05-2013), Tubantia