gekauw
Uiterlijk
- ge·kauw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gekauw | |
verkleinwoord |
- het aanhoudend kauwen
- ▸ Ze vreesde het moment dat ze het geluid van haar eigen gekauw niet meer zou kunnen verdragen, zodat ze voortaan alleen nog maar vloeibaar voedsel tot zich kon nemen.[2]
- Het woord gekauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186