gebaksschotel
Uiterlijk
- ge·baks·scho·tel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gebaksschotel | gebaksschotels |
verkleinwoord | gebaksschoteltje | gebaksschoteltjes |
- klein schaaltje waarop men een klein taartje opdient
- ▸ Vermoedelijk is ze alle kamers aan het doorzoeken op bakjes kattenvoer of gebaksschoteltjes op salontafels.[1]
- het verkleinwoord gebaksschoteltje is gebruikelijker
- Het woord 'gebaksschotel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Onder buren”, Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186