garve
Uiterlijk
- gar·ve
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | garve | garven |
verkleinwoord |
- een bos samengebonden graanhalmen, 6-8 garven vormen 1 schoof
- pacht die men betaalt in de vorm van een hoeveelheid garven (met name in de Achterhoek)
- op de garve bouwen
landbouw bedrijven op gepachte grond
- Het woord garve staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "garve" herkend door:
31 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "garve" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ garve op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be