gå
Uiterlijk
- IPA: /ɡɔː/
- gå
- Afkomstig van het Oudnoordse woord ganga.
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gå |
går |
gik |
gået |
volledig |
gå
- gaan
- «Når går vi i Madrid?»
- Wanneer gaan we naar Madrid?
- «Når går vi i Madrid?»
- gå in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
- gå
- Afkomstig van het Oudnoordse woord ganga.
Naar frequentie | 73 |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | gå |
tegenwoordige tijd | går |
verleden tijd | gikk |
voltooid deelwoord |
gått |
onvoltooid deelwoord |
gående |
lijdende vorm | gås |
gebiedende wijs | gå |
vervoegingsklasse | onregelmatig |
opmerking |
gå
- onovergankelijk gaan
- (van het openbaar vervoer) vertrekken (b.v. een bus of trein)
- «Toget går om ti minutter.»
- De trein vertrekt over tien minuten.
- «Toget går om ti minutter.»
- gå av med
- gå av
- gå bort
- gå dit
- gå hit
- gå hjem
- gå igjen
- gå inn
- gå i stykker
- gå ned
- gå opp
- gå over
- gå sund
- gå til
- gå ut
- gå ut med
- gå utenom
- gå vekk
gå
- gebiedende wijs van gå
- gå
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | gå |
tegenwoordige tijd | går |
verleden tijd | gjekk |
voltooid deelwoord |
gått |
onvoltooid deelwoord |
gåande |
lijdende vorm | gåast |
gebiedende wijs | gå |
vervoegingsklasse | onregelmatig |
opmerking | [A] |
[A] gå
- onovergankelijk gaan
- (van het openbaar vervoer) vertrekken (b.v. een bus of trein)
- «Toget går om ti minutt.»
- De trein vertrekt over tien minuten.
- «Toget går om ti minutt.»
- gå att
- gå av med
- gå av
- gå bort
- gå igjen
- gå istykker
- gå ned
- gå over
- gå sund
- gå til
- gå ut
- gå ut med
- gå vekk
gå
- gebiedende wijs van gå ([A]+[B])
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | gå |
tegenwoordige tijd | går |
verleden tijd | gådde |
voltooid deelwoord |
gådd gått |
onvoltooid deelwoord |
gåande |
lijdende vorm | gåast |
gebiedende wijs | gå |
vervoegingsklasse | Klasse 4 zwak |
opmerking | [B] |
[B] gå
- gå
- Afkomstig van het Oudnoordse woord ganga.
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
supinum |
gå |
gick |
gått |
volledig |
gå
- gaan
- lopen
- (van het openbaar vervoer) vertrekken (b.v. een bus of trein)
- «Tåget går om tio minuter.»
- De trein vertrekt over tien minuten.
- «Tåget går om tio minuter.»
Categorieën:
- Woorden in het Deens
- Woorden in het Deens van lengte 2
- Woorden in het Deens met IPA-weergave
- Werkwoord in het Deens
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 2
- Woorden in het Noors met audioweergave
- Woorden in het Noors met IPA-weergave
- Onregelmatig werkwoord in het Noors
- Werkwoord in het Noors
- Onovergankelijk werkwoord in het Noors
- Werkwoordsvorm in het Noors
- Woorden in het Nynorsk
- Woorden in het Nynorsk van lengte 2
- Woorden in het Nynorsk met audioweergave
- Woorden in het Nynorsk met IPA-weergave
- Onregelmatig werkwoord in het Nynorsk
- Werkwoord in het Nynorsk
- Onovergankelijk werkwoord in het Nynorsk
- Werkwoordsvorm in het Nynorsk
- Zwak werkwoord klasse 4 in het Nynorsk
- Dubbele betekenis in het Nynorsk
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 2
- Woorden in het Zweeds met audioweergave
- Woorden in het Zweeds met IPA-weergave
- Werkwoord in het Zweeds