futuroloog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fu·tu·ro·loog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord futuroloog futurologen
verkleinwoord futuroloogje futuroloogjes

Zelfstandig naamwoord

de futuroloogm

  1. (beroep) wetenschapper die denkt wat te kunnen zeggen over de toekomst
    • Een futuroloog zei tijdens de opnamen dat als je in 2050 nog leeft, je een goede kans maakt om het eeuwige leven mee te maken. Dan ben ik 105, dus ik maak een kans. [1] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. de Volkskrant Nathalie Huigsloot25 januari 2019 INTERVIEW JAN MULDER