francofiel
Uiterlijk
- Geluid: francofiel (hulp, bestand)
- fran·co·fiel
- afgeleid van France ?? en met het achtervoegsel -fiel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | francofiel | francofielen |
verkleinwoord | - | - |
de francofiel m
- liefhebber van al wat Frans is
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | francofiel | francofieler | francofielst |
verbogen | francofiele | francofielere | francofielste |
partitief | francofiels | francofielers | - |
francofiel
- een voorliefde hebbend voor alles wat Frans is
- Het woord francofiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "francofiel" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -fiel in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 88 %
- Prevalentie Vlaanderen 84 %