fougère
Uiterlijk
- fou·gère
- Uit het Oudfrans feugiere, fouchiere, van het Volkslatijnse filicaria “varenstruik”, vergelijk literair Latijn filix “varen”. [1]
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
fougère | la fougère | fougères | les fougères |
fougère v
- ↑ fougère (Etymologie) in: Le Trésor de la Langue Française informatisé (1971-1994) op de website cnrtl.fr .