fluïdum
Uiterlijk
- fluï·dum, flu·idum
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘uitvloeiende stof’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fluïdum | fluïda |
verkleinwoord | - | - |
het fluïdum o
- magnetische uitstraling
- (natuurkunde) gas, vloeistof, plasma, en tot op zekere hoogte plastische vaste stoffen
- vloeibare make-up
- Het woord fluïdum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fluïdum" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "fluïdum" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be