flit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- flit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘insecticide’ voor het eerst aangetroffen in 1939 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | flit | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
flit
- bepaald soort insecticide
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
flitten |
flit
Gangbaarheid
- Het woord flit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.