fitnessen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van fitnessen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		fitnessen			te fitnessen
	toekomend		zullen fitnessen			te zullen fitnessen
voltooid	tegenwoordig		hebben gefitnest			te hebben gefitnest
	toekomend		gefitnest zullen hebben			gefitnest te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	fitnessend		gefitnest			ev. fitnes	mv. verouderd fitnest	fitnesse
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	fitnes	fitnest	fitnest	fitnest	fitnest	fitnessen	fitnessen	fitnessen
verleden (o.v.t.)	fitneste	fitneste	fitneste	fitneste	fitneste	fitnesten	fitnesten	fitnesten
toekomend (o.t.t.t.)	zal fitnessen	zult/zal fitnessen	zult/zal fitnessen	zult fitnessen	zal fitnessen	zullen fitnessen	zullen fitnessen	zullen fitnessen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou fitnessen	zou fitnessen	zou(dt) fitnessen	zoudt fitnessen	zou fitnessen	zouden fitnessen	zouden fitnessen	zouden fitnessen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gefitnest	hebt gefitnest	hebt/heeft gefitnest	hebt gefitnest	heeft gefitnest	hebben gefitnest	hebben gefitnest	hebben gefitnest
verleden (v.v.t.)	had gefitnest	had gefitnest	had gefitnest	hadt gefitnest	had gefitnest	hadden gefitnest	hadden gefitnest	hadden gefitnest
toekomend (v.t.t.t.)	zal gefitnest hebben	zal/zult gefitnest hebben	zult/zal gefitnest hebben	zult gefitnest hebben	zal gefitnest hebben	zullen gefitnest hebben	zullen gefitnest hebben	zullen gefitnest hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gefitnest hebben	zou gefitnest hebben	zou/zoudt gefitnest hebben	zoudt gefitnest hebben	zou gefitnest hebben	zouden gefitnest hebben	zouden gefitnest hebben	zouden gefitnest hebben