feil
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- feil
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘fout’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
feilen |
feil
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van feilen
- Ik feil.
- gebiedende wijs van feilen
- Feil!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van feilen
- Feil je?
Anagrammen
Gangbaarheid
- Het woord feil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "feil" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[2] |