fashionista

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·shi·o·nis·ta
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord fashionista fashionista's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de fashionistav

  1. (mode) vrouw die zeer geïnteresseerd is in kleding en mode
     Prinses Mathilde, de echtgenote van de Belgische prins Filip, scoort op de lijst een stuk lager. "Mathilde is geen fashionista. Ze zit 's avonds zeker niet de nieuwste Vogue te bestuderen", aldus Pauwels.[2]
     Van der Zande is niet alleen in Oldenzaal en omstreken een bekende. Online weten ruim 100.000 volgers de fashionista op Facebook te vinden.[3]
     Naast haar werk als presentatrice, is voormalig mode-ondernemer Olcay Gulsen altijd nog een fashionista. Dat ze niet bang is om te experimenteren met haar outfits bewijst ze zaterdag met een foto op haar Instagram Stories.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. fashionista op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron “'Máxima fotogeniekste prinses'” (10-04-2012), NOS
  3. Bronlink Weblink bron “Twentse modeondernemer Debby van der Zande bij Op1: ‘Elke dag volle polle!’” (18-12-2020), Tubantia
  4. Bronlink Weblink bron “Olcay Gulsen draagt gewaagde outfit” (23 mei 2020), De Telegraaf