fantasieloosheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fan·ta·sie·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fantasieloosheid fantasieloosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de fantasieloosheidv

  1. het fantasieloos zijn
    • De fantasieloosheid van de oude leraar zorgde ervoor dat de leerlingen zich verveelden. 
    • Helaas is de fantasieloosheid van de ouders teveel voor het creatieve meisje en liep ze van huis weg op weg naar haar droomkasteel. 
Synoniemen

Gangbaarheid