falset

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fal·set
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘stemregister’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1564 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | falset | falsetten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
falset o
- (muziek) het hoogste register van de menselijke stem, waarbij alleen de randen van de stembanden bij de trilling betrokken zijn
- De contratenor had een prachtig ontwikkeld falset.
Gangbaarheid
- Het woord falset staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "falset" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.