factureerbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fac·tu·reer·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van factureren met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | factureerbaar | factureerbaarder | factureerbaarst |
verbogen | factureerbare | factureerbaardere | factureerbaarste |
partitief | factureerbaars | factureerbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
factureerbaar
- in rekening te brengen, waar je geld voor kunt vragen
- Mannen zitten meer dan vrouwen in sectoren waar hoge uurtarieven gedeclareerd kunnen worden, ze werken gemiddeld ook meer uren per week en daarvan zijn ook weer meer uren factureerbaar.[1]
Gangbaarheid
- Het woord factureerbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Paul Schnabel NRC 6 juni 2009