factureerbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fac·tu·reer·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen factureerbaar factureerbaarder factureerbaarst
verbogen factureerbare factureerbaardere factureerbaarste
partitief factureerbaars factureerbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

factureerbaar

  1. in rekening te brengen, waar je geld voor kunt vragen
    • Mannen zitten meer dan vrouwen in sectoren waar hoge uurtarieven gedeclareerd kunnen worden, ze werken gemiddeld ook meer uren per week en daarvan zijn ook weer meer uren factureerbaar.[1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Paul Schnabel NRC 6 juni 2009