expresbrief

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·pres·brief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord expresbrief expresbrieven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de expresbriefm

  1. een poststuk dat men met grote spoed bezorgt
    • Het oude tarief van zeven gulden voor een expresbrief door heel Nederland blijft voorlopig gelden voor wat nu EMS Express heet. Deze dienst haalt brieven nog slechts tweemaal per dag af op postkantoren. In Amsterdam, Rotterdam en Den Haag werden expresse-stukken voorheen vier maal per dag bij postkantoren opgehaald, om 10.00, 12.00, 15.00 en 17.00 uur. [1] 
    • Zonder brieven zouden wij zijn als de mieren. Niets tegen mieren, maar ons rondhollen is rijker dan dat der mieren door de liefdesbrief en de bonsbrief, de bedelbrief en de lofbrief, de kettingbrief en de bombrief, de expresbrief en de rotbrief, door de opengestoomde en dichtgelakte brief, de aangetekende en ingezonden brief, de introductie- en afscheidsbrief, de anonieme en sollicitatiebrief, door reis-, vlei- en dreigbrief, dienst-, spiek- en liegbrief, ban-, brand- en lachbrief, door krabbel, email, codicil, kattebel. [2] 
    • Nu staan er op vergader-, feest- en hoogtijdagen schots en scheef de limousines van onze bewindslieden, alsof ze er zojuist zijn uitgestapt om een expresbrief te posten. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. NRC Juurd Eijsvoogel 27 juni 1990 Nieuwe sneldiensten moeten PTT uit rode cijfers halen
  2. NRC Hugo Brandt Corstius 10 december 1999 Wachten op de ontploffing
  3. NRC 4 februari 2005 Midlife-update voor bevallige Peugeot 607
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be