evaluator
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- eva·lu·a·tor
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van naamwoord van handeling van evalueren met het achtervoegsel -or
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | evaluator | evaluatoren evaluators |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de evaluator m
- iemand die een beoordeling uitvoert
- ▸ Geen plekken verbieden voor demonstraties, in elke stad eenzelfde termijn voor het aanmelden van demonstraties en geen kosten meer voor een demonstratievergunning. Demonstreren moet makkelijker worden. Dit bevelen de evaluatoren van de ruim 25 jaar oude Wet openbare manifestaties (Wom) van de Rijksuniversiteit Groningen aan.[1]
- ▸ Organo zegt dat ze wist dat de vlucht haar altijd zou bijblijven omdat het haar eerste vlucht was in haar nieuwe functie van evaluator van het cabinepersoneel. Maar dat het zo zou aflopen, had ze natuurlijk nooit verwacht. ,,Bedankt Heer, voor de gift van moedermelk”, concludeert ze.[2]
Gangbaarheid
- Het woord evaluator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “'Demonstreren moet makkelijker worden in Nederland'” (Dinsdag 12 januari 2016, 13:58), NOS
- ↑ Weblink bron “Stewardess geeft borstvoeding aan baby van passagier” (10-11-2018), Tubantia