eurokoers

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eu·ro·koers
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eurokoers eurokoersen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de eurokoersm

  1. de waarde van de euro uitgedrukt in andere valuta
    • De Europese economie kan wel profiteren van de groei in opkomende markten, zeker nu de goedkopere euro de export een steuntje in de rug biedt. Het positieve handelseffect van de lagere eurokoers zal volgens Rabobank evenwel tijdelijk zijn, omdat de eenheidsmunt naar verwachting aansterkt naarmate er voortgang wordt geboekt met het oplossen van de crisis. [1] 
    • De Europese beurzen zijn donderdag met flinke verliezen gesloten. De verrassende renteverlaging van de ECB zorgde korte tijd voor een euforische stemming, maar die ebde al snel weg nadat werd aangegeven dat de rente waarschijnlijk niet nog verder omlaag zal gaan. Na die uitspraak liep ook de eerder sterk gedaalde eurokoers weer flink op. [2] 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen