estirar
Uiterlijk
- es·ti·rar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
estirar |
estiraba |
estirado |
volledig |
estirar
- onovergankelijk groeien
- overgankelijk spannen, uitrekken
- gladstrijken van kleding
- estirar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española