eensklaps

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eens·klaps
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

eensklaps

  1. plotseling, in een keer zonder geleidelijke overgang
    • Ze werd eensklaps verdrietig en begon te huilen. 

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be