eenhonderdenzestig
Nederlands
0 | 1 | 6 | 0 |
eenhonderdenzestig,
op een abacus
op een abacus
Uitspraak
- Geluid: eenhonderdenzestig (hulp, bestand)
- IPA: / ˌenhɔndərtɛnˈsɛstəx / (6 lettergrepen)
Woordafbreking
- een·hon·derd·en·zes·tig
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van eenhonderd ht en zestig ht
Hoofdtelwoord
eenhonderdenzestig
- "160", langere vorm van honderdzestig, honderd plus zestig (soms gebruikt om verwarring met een ander honderdtal te voorkomen of in plechtige formuleringen)
- om een hoeveelheid aan te geven
- De inzameling heeft eenhonderdenzestig euro en vijftig cent opgebracht.
- om een plaats in een volgorde aan te geven
- De hoofdprijs van de verloting valt op lot eenhonderdenzestig.
- om een hoeveelheid aan te geven
Synoniemen
- honderdzestig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, "eenhonderdenzestig" wordt zelden gebruikt)[1] [2]
Afgeleide begrippen
hooftelwoord samengesteld met "eenhonderdenzestig" ht als linkerdeel
Gangbaarheid
- Het woord 'eenhonderdenzestig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron W. Haeseryn e.a.“7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
- ↑ Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)