Naar inhoud springen

duvelden

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 12 mei 2017 om 16:11 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *du·vel·den {{-verb-|0}} {{ovt-mv|duvelen}}')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • du·vel·den
vervoeging van
duvelen

duvelden

  1. meervoud verleden tijd van duvelen
    • Wij duvelden. 
    • Jullie duvelden. 
    • Zij duvelden.