duvelden
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- du·vel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
duvelen |
duvelden
- meervoud verleden tijd van duvelen
- Wij duvelden.
- Jullie duvelden.
- Zij duvelden.
- Wij duvelden.