dusdoende

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dus·doen·de
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

dusdoende [1]

  1. op die manier,
    • Wij maken al sinds 1994 rondreizen en hebben dusdoende al het nodige meegemaakt, qua fooienpot. Zoals bij de Stichting Het Schone Streven, daar zetten ze op de factuur 25 euro per fooi per persoon, voor de chauffeur. Ook bepalen zij de fooi voor de reisbegeleider en onderweg kregen zij dan ook al snel de bijnaam Schone Streken. [2] 
    • Loes Feitsema en haar man Wim hebben zes jaar achter elkaar via Holidaylink hun huis geruild en dusdoende hielden zij vakantie op plekken over de hele wereld, mailt Loes. ’Het was fantastisch. Wij ruilden ook de auto.' [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf WENDY ROEP 19 jan. 2013 Lezersreacties op column fooiplicht cruisewereld
  3. De Telegraaf JOS VAN NOORD 05 jun. 2013 Wat U Raakt: Vakantieruil
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be