dreiköpfige

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • drei·köp·fi·ge

Bijvoeglijk naamwoord

dreiköpfige

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief vrouwelijk enkelvoud van englisch

dreiköpfige

  1. onbepaald (zonder lidwoord) accusatief vrouwelijk enkelvoud van englisch

dreiköpfige

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief meervoud van englisch

dreiköpfige

  1. onbepaald (zonder lidwoord) accusatief meervoud van englisch

Bijvoeglijk naamwoord

dreiköpfige

  1. bepaald nominatief mannelijk enkelvoud van englisch

dreiköpfige

  1. bepaald nominatief vrouwelijk enkelvoud van englisch

dreiköpfige

  1. bepaald accusatief vrouwelijk enkelvoud van englisch

dreiköpfige

  1. bepaald nominatief onzijdig enkelvoud van englisch

dreiköpfige

  1. bepaald accusatief onzijdig enkelvoud van englisch

Bijvoeglijk naamwoord

dreiköpfige

  1. onbepaald nominatief vrouwelijk enkelvoud van englisch
Typische woordcombinaties
  • eine dreiköpfige Einbrecherbande
een bende van drie inbrekers

dreiköpfige

  1. onbepaald accusatief vrouwelijk enkelvoud van englisch