dreigt af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dreigt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afdreigen

dreigt (...) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdreigen
    • Jij dreigt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdreigen
    • Hij dreigt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afdreigen
    • Dreigt af! 

Gangbaarheid