doorspekken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·spek·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

doorspekken [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorspekken
doorspekte
doorspekt
zwak -t volledig
  1. met veel spek er doorheen
  2. (figuurlijk) rijkelijk voorzien van, rijkelijk doormengen met
    • Ze brengt de disclaimer te berde voor ik het kan doen: de ontkenning van een bipolaire stoornis en het staken van de medicatie zijn onderdeel van de stoornis. Femke Schavemaker weet dat een pillenstop „omstreden” is en voor artsen een „no go”. Ze raadt ook niemand aan te doen wat zij doet. „Want ik heb niet een heel tof leven ofzo.” Zij heeft, gedreven door haar angst voor pillen of opname, de regie genomen over haar stemmingen. Daarvoor heeft ze een zeer subtiel, nauwluisterend systeem ontwikkeld, als een mengpaneel met schuifjes die alleen zij kan bedienen. Ze onderwerpt zichzelf aan een enorme lijst leefregels en instructies, die cursief gedrukt haar roman doorspekken.[3]  
    • Naast bakken vol fanmail van trouwe lezers (en incidentele haatmail, u was niet blij met de Lucky TV van afgelopen dinsdag), vallen er zo nu en dan juweeltjes van persberichten in de virtuele mailbox van Het Kantoor. Bedrijven doorspekken persberichten graag met quotes van directeuren, zodat het Echt Nieuws lijkt. Daarom in het bericht Zwarte Cross introduceert eigen drankje: Nozem Oil veel interessante quotes van organisator Hendrik Jan Lovink. 'We zijn heel erg enthousiast over Nozem, zowel qua smaak, naam en de uitstraling van het geheel', zegt de oprichter van Jovink en de Voederbietels, die in zijn vrije tijd een cursus marketing lijkt te hebben gedaan. 'Ik hoop van harte dat Nozem ook bij onze bezoekers in de smaak valt en dat we niet tot ons pensioen iedere dag tien flesjes moeten opdrinken', voegt hij toe. [4] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. doorspekken op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Rinskje Koelewijn 28 april 2017
  4. Volkskrant 15 juni 2012
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be