doe op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • doe op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opdoen

doe op

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opdoen
    • Ik doe op. 
  2. gebiedende wijs van opdoen
    • Doe op! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opdoen
    • Doe je op? 
  4. aanvoegende wijs van opdoen


Gangbaarheid