disgenoot
Uiterlijk
- dis·ge·noot
- samenstelling van dis zn en genoot zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | disgenoot | disgenoten |
verkleinwoord |
- iemand waarmee je samen een maaltijd gebruikt
- Een paar honderd meter verderop, in bistro De Kolenbrander, gaat de familie Töpfer uit Eibergen aan tafel. Perfect, vindt vader Töpfer het rookverbod. Niets smerigers dan een rokende disgenoot, als je net van je hoofdgerecht zit te genieten. Zijn dochters zijn vooral blij dat er ook in discotheken niet meer gerookt mag worden, want ze hebben op de dansvloer al een aantal keren een brandende peuk tegen hun blote arm gehad. [2]
- Mensen die meer dan 1000 dollar weten in te zamelen voor 1 september aanstaande, maken kans een vorkje te prikken met 'Dr. McDreamy'. Leuk extraatje is dat de acteur dit etentje bij hem thuis in Kennebunkport zal geven. De disgenoten van Patrick worden door officials geselecteerd en mogen elk een gast meenemen. [3]
- Het woord disgenoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "disgenoot" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 30-06-08 Requiem voor de laatste openbare peuk
- ↑ De Telegraaf 06 aug. 2018 Eten voor het goede doel met Dr. McDreamy
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be