dicteenomade
- dic·tee·no·ma·de
- samenstelling van dictee zn en nomade zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dicteenomade | dicteenomaden |
verkleinwoord |
- iemand die het land doortrekt om aan spellingswedstrijden mee te doen
- ▸ "De meeste deelnemers hier zijn minstens 50 jaar jonger dan ik. Laat de jeugd maar winnen. Ik ben geen dicteenomade, wel een literatuurliefhebber."[1]
- Het woord dicteenomade staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Groot Dictee der kuitenbijters” (18 december 2014, 00:00), De Morgen