deviezensmokkelaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·vie·zen·smok·ke·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord deviezensmokkelaar deviezensmokkelaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de deviezensmokkelaarm

  1. iemand op illegale wijze waardepapieren over de landgrens brengt
     Vrijwel direct werden de twee gevangengenomen deviezensmokkelaars van de PFLP door een districtsrechtbank in Parijs veroordeeld tot een korte gevangenisstraf die overeenkwam met de tijd die ze in hechtenis hadden gezeten en daarna werden ze zonder verder oponthoud op een vliegtuig naar Damascus gezet.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149