dendrochronologe
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- den·dro·chro·no·lo·ge
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van dendrochronologie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dendrochronologe | dendrochronologes |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de dendrochronologe v
- (beroep) iemand van het vrouwelijk geslacht die zich bezighoudt met de studie van jaarringen in het hout van bomen of andere natuurproducten zoals schelpen
- De dendrochronologe is een gewilde medewerkster van vele archeologische opgravingen.
- ▸ Opvallend maar verklaarbaar is dat de meest venijnige pijlen, althans in het convocaat, op Esther Jansma worden gericht. Deze internationaal gereputeerde dendrochronologe van het Nederlandse Centrum voor Dendrochronologie RING heeft zich tot op heden geheel buiten de publieke discussie gehouden.[1]
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'dendrochronologe' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “NRC Handelsblad” (2 december 1994)