datu
Uiterlijk
- da·tu
- uit het Antiliaans-Nederlands [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | datu | datu's |
verkleinwoord |
de datu m
- (plantkunde) Lemaireocereus griseus soort zuilcactus
- een stamhoofd en leider van een lokale gemeenschap in de Filipijnen in de pre-Spaanse tijd
- Het woord datu staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.