daten

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  daten    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• da·ten

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Engelse date (romantische afspraak).

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
daten	datete	gedatet
zwak -t	volledig

Werkwoord

daten

1. meerdere dates, afspraakjes maken met iemand

   • Ik datete hem een tijdje. 
   • We hebben eerst een tijd gemaild en ge-sms't en daarna pas gedatet. 

Hyponiemen

• autodaten, internetdaten, speeddaten, updaten

Afgeleide begrippen

• dating

Vertalingen

    1. meerdere dates, afspraakjes maken met iemand.   

Engels: date (en)

Gangbaarheid

• Het woord daten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "daten" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
97 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
datar

daten

1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van datar
2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van datar