dakgebint
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dak·ge·bint
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dakgebint | dakgebinten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het dakgebint o
- (bouwkunde) portaalvormige constructie waarop het dak rust
- ▸ Het huis is hol en vol duisternis/„mijn lief, mijn lief, o waar gebleven”/gefluister is/boven op zolder, het dakgebint.[2]
Schrijfwijzen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord dakgebint staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Boekenweek” (15 maart 2002), Reformatorisch Dagblad