dèg
Frans
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- (verkorting) van dégoûté
Bijvoeglijk naamwoord
dèg
- (spreektaal) teleurgesteld
- «Putain, j’suis vraiment dèg, maintenant que j’ai pas eu mon bac.»
- Verdomme, ik ben echt teleurgesteld nu ik mijn eindexamen niet heb gehaald. [1]
- «Putain, j’suis vraiment dèg, maintenant que j’ai pas eu mon bac.»