cueillir
Uiterlijk
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
cueillir |
cueillais |
cueilli |
derde groep | volledig |
cueillir
- overgankelijk plukken
- (spreektaal) oppikken, ophalen
- «Bien sûr je viendrai te cueillir à l'aéroport!»
- Natuurlijk kom ik je ophalen van het vliegveld!! [1]
- «Bien sûr je viendrai te cueillir à l'aéroport!»
- (spreektaal) pakken, oppikken
- «Après le hold-up, ce lascar a été cueilli par les keufs.»
- Na de overval is die kerel gepakt door de smerissen. [1]
- «Après le hold-up, ce lascar a été cueilli par les keufs.»