crank

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

rechtercrank met twee gemonteerde kettingwielen
Uitspraak
Woordafbreking
  • crank
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘verbindingsstuk van fiets’ voor het eerst aangetroffen in 1897 [1]
  • van het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord crank cranks
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de crankm

  1. verbindingsstuk tussen pedaal en trapas van een fiets
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

36 % van de Nederlanders;
19 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen