counteren

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • coun·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels

Werkwoord

counteren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
counteren
counterde
gecounterd
zwak -d volledig
  1. (sport) vanuit de verdediging een snelle tegenaanval ondernemen
    • Vlak voor de aanvaller sjokten de spelers van Feyenoord naar de kleedkamer. Thy had na een middag fel jagen, geconcentreerd meeverdedigen en fanatiek counteren nog alle puf om een lekker sprintje 'bergop'te trekken.[1] 
  2. (sport) het weren van een aanval
    • Achter de winnaar sprintte de ontsnapte Woods naar de tweede plaats, op ruim een halve minuut van de winnaar. Bardet werd derde. Jungels'ploeggenoot Alaphilippe eindigde als vierde nadat hij in de finale -bijna- elke aanval wist te counteren.[2] 
  3. de gevolgen van iets compenseren
    • Op vele plekken wordt dus al gebruik gemaakt van kunstsneeuw om slechte weersomstandigheden te counteren.[3] 

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Tubantia Mikos Gouka 05-02-18 Karim El Ahmadi: Zo kan het niet langer
  2. Tubantia Sjors Tanis 22-04-18 Bob Jungels bezorgt Quick Step nieuwe grote zege
  3. Tubantia Bob van Huët 25-02-18 Bestaan de Winterspelen nog in 2080?
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be