coronatoegangsbewijs
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- co·ro·na·toe·gangs·bewijs
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van corona zn en toegangsbewijs zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | coronatoegangsbewijs | coronatoegangsbewijzen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het coronatoegangsbewijs o
- bewijs dat men gevaccineerd of genezen of negatief getest is voor corona waarmee men toestemming krijgt om naar bepaalde evenementen te gaan
- ▸ Vanaf 25 februari verdwijnt het coronatoegangsbewijs grotendeels, de horeca mag gewoon open, de mondkapjesplicht geldt alleen nog maar in het ov en op luchthavens en ook de anderhalvemetermaatregel vervalt. Carnaval begint op 26 februari, waardoor er niet meer gehandhaafd hoeft te worden.[1]
- ▸ Het veel bekritiseerde coronatoegangsbewijs (ctb) verdwijnt in de ijskast en wordt alleen nog van stal gehaald als er een situatie ontstaat waarin het echt toegevoegde waarde heeft. Wel kan het zijn dat het ctb nog nodig is om naar het buitenland te reizen, omdat andere landen dat als voorwaarde stellen.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'coronatoegangsbewijs' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Kabinet wil sneller versoepelen: samenleving per 25 februari grotendeels open” (Maandag 14 februari 2022, 18:38), NOS