collateraal
Uiterlijk
- Geluid: collateraal (hulp, bestand)
- col·la·te·raal
- Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘zijdelings’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1486 [1]
- afgeleid van het Latijnse latus (genitief lateris) ‘zijde’ met het voorvoegsel col- met het achtervoegsel -aal[2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | collateraal | collateraler | collateraalst |
verbogen | collaterale | collateralere | collateraalste |
partitief | collateraals | collateralers | - |
collateraal [3]
- Het woord collateraal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "collateraal" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "collateraal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ collateraal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be