cinefiel

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ci·ne·fiel
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Griekse 'kineō' [ik beweeg] of van cinema met het achtervoegsel -fiel
enkelvoud meervoud
naamwoord cinefiel cinefielen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

cinefiel m

  1. iemand die veel van films houdt
Synoniemen
stellend
onverbogen cinefiel
verbogen cinefiele

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

cinefiel

  1. van films houdend

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be