bumpersticker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

bumpersticker
Uitspraak
Woordafbreking
  • bum·per·stic·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bumpersticker bumperstickers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bumperstickerm

  1. plakker voor op de (achter)bumper van een auto
     Een Amerikaan heeft bekend dat zijn zoontje twintig jaar geleden op Hawaï door zijn toedoen is overleden en dat hij het lichaam heeft laten verdwijnen. De vermissing van 'Peter Boy' kreeg destijds veel aandacht. Zo reden auto's rond met een bumpersticker met de tekst 'So where's Peter?'.[2]
     Caris heeft wel een bumpersticker met Hillary op haar auto. Maar die gaat ze eraf halen. "Ik reed laatst op de snelweg en werd kilometers lang achtervolgd door een man in een pick-uptruck. Hij maakte allerlei nare gebaren naar me en probeerde me van de weg te rijden. Alleen maar vanwege die sticker."[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. bumpersticker op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Wekdienst van 6 april: dit gebeurde terwijl je sliep” (Donderdag 6 april 2017, 07:00), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Sabotage en diefstal in politiek verscheurd Florida” (Dinsdag 1 november 2016, 16:26), NOS