buienlijn

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

buienlijn
Uitspraak
Woordafbreking
  • bui·en·lijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buienlijn buienlijnen
verkleinwoord buienlijntje buienlijntjes

Zelfstandig naamwoord

de buienlijnv / m

  1. een lijn van zware buien en/of onweersbuien
    • Een buienlijn trekt van noord naar zuid over het land, aldus de weerdienst. Ook valt er in korte tijd veel regen, waarvan het verkeer last kan hebben. [2] 
    • Strooiwagens van Rijkswaterstaat zijn vrijdagavond al preventief de weg op gegaan. Daarbij werd met een hogere dosering zout gewerkt. Zaterdagochtend volgen de strooiwagens de buienlijn. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen