breng teweeg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • breng te·weeg
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
teweegbrengen

breng teweeg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van teweegbrengen
    • Ik breng teweeg. 
  2. gebiedende wijs van teweegbrengen
    • Breng teweeg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van teweegbrengen
    • Breng je teweeg? 


Gangbaarheid